"De vrouw van Spreuken 31"

 5 juli 2020, Br. B. Romijn

In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Spreuken 31:10-31
10 Aleph. Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen. 11 Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken. 12 Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens. 13 Daleth. Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen. 14 He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen. 15 Vau. En zij staat op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden deel. 16 Zain. Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard. 17 Cheth. Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen. 18 Teth. Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit. 19 Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok. 20 Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige. 21 Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed. 22 Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper. 23 Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands. 24 Samech. Zij maakt fijn lijnwaad en verkoopt het; en zij levert den koopman gordelen. 25 Ain. Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden dag. 26 Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid. 27 Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet. 28 Koph. Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende: 29 Resch. Vele dochteren hebben deugdelijke gehandeld; maar gij gaat die allen te boven. 30 Schin. De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den HEERE vreest, die zal geprezen worden. 31 Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten. 


Efeze 2:10
10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. 



Deze spreker:
Br. B. Romijn

Zoek op trefwoord:
Vrouw