"De invloed van de wereld"

 28 november 2010, Br. H. Huijzer

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  Powerpoint  


Beschrijving
Beïnvloeding is gericht op verandering van het gedrag door denken, doen of nalaten. Wij worden beïnvloed door radio, TV, internet, wetenschap, relaties etc. Elia leefde in een tijd waarin het bergafwaarts ging met Israel. Israel diende de Baäl. Er vonden allerlei gruwelijkheden plaats. Israel was begonnen de Baäl te dienen door de beïnvloeding van koning Achab, van de Kanaänieten die in het land woonden, door Izebel, de vrouw van Achab. Elia waarschuwde door Israel op te roepen terug te keren tot de God van Abraham, Isaac en Jacob. God stuurde Elia naar Sarefat, wat lag in de bakermat van de baälgodsdienst. Daar werd Elia volledig afhankelijk van God. De weduwe luisterde naar het Woord van God dat door Elia werd uitgesproken. God voorzag in het leven van Elia, de weduwe en haar zoon. Als de zoon van de weduwe sterft, dan roept Elia de naam van de Here aan. De weduwe beleid dan dat de woorden van Elia waarheid zijn. God is goed voor ons. Zijn goedheid is niet afhankelijk van de geestelijke toestand van Israel. Wij leven in een tijd als van Elia: het gaat bergafwaarts. God zal uiteindelijk ingrijpen, maar er is nu redding en verzoening mogelijk. We leven nu in een tijd waarin de dialoog wordt aangegaan met andere godsdiensten. Wij worden voortdurend beïnvloed, maar het Woord van God is een spiegel. Gods genade is niet afhankelijk van onze positie. Wij zijn een geschenk van de Vader aan de Here Jezus. De Here Jezus zal ons tonen aan Zijn Vader. Hij ziet uit naar dat moment! Wij moeten keuzes maken om weg te gaan van de verkeerde bronnen van invloed. We moeten ons niet laten ontmoedigen, want Zijn goedertierenheid zal bestaan tot in eeuwigheid.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

1 Koningen 17:7-24
7 En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land geweest. 8 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: 9 Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. 10 Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende; en hij riep tot haar, en zeide: Haal mij toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. 11 Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zeide: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand. 12 Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. 13 En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken. 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal. 15 En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen. 16 Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia. 17 En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. 18 En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen, en om mijn zoon te doden? 19 En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij leide hem neder op zijn bed. 20 En hij riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat Gij haar zoon gedood hebt? 21 En hij mat zich driemaal uit over dat kind, en riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. 22 En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, dat het weder levend werd. 23 En Elia nam het kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. 24 Toen zeide die vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is. 


2 Korinthe 6:1-2
1 En wij, als medearbeidende, bidden u ook, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben. 2 Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik u verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid! 


2 Korinthe 6:11-18
11 Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiers, ons hart is uitgebreid. 12 Gij zijt niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden. 13 Nu, om dezelfde vergelding te doen, (ik spreek als tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid. 14 Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? 15 En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? 16 Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een Volk zijn. 17 Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. 18 En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige. 



Deze spreker:
Br. H. Huijzer

Zoek op trefwoord:
Wereld
Afgoderij