"Gods Positie Ster"

 8 januari 2012, Br. P. van der Lugt

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
De Here leidt de weg van Jozef en zijn gezin en de weg van de drie wijzen ( Jesaja 60:3,6). De drie wijzen gingen op een aanwijzing van God en in het geloof op zoek naar de Here Jezus Christus om Hem te aanbidden. De ster vertelde de positie van het Kind: de Koning der Joden en de positie van de verblijfplaats van het Kind: in Israel. Zij hadden de ster in het oosten gezien en zij zagen de ster opnieuw in Jeruzalem waardoor zij werden bevestigd in hun geloof. ( De Farizeeen verwachtten de Messias, maar niet een Messias die uit de hemel kwam). De Here leidt ons door zijn ‘navigatiesysteem’ (Zijn woord en Zijn Geest) tot Christus. De wijzen aanbaden het kind Jezus met woorden en daden: goud (de heerlijkheid van de Koning), wierook (lieflijke, aangename geur voor de Here), mirre (aangename geur, relatie en het lijden). Gods Positie Ster wijst ons op onze positie: zondig. Maar als we Hem aanbidden dan wijst Gods Positie Ster erop dat onze positie is in Christus.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Psalmen 8
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. (8:2) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. 2 (8:3) Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. 3 (8:4) Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; 4 (8:5) Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? 5 (8:6) En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? 6 (8:7) Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; 7 (8:8) Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. 8 (8:9) Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. 9 (8:10) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! 


Mattheus 2:1-23
1 Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen. 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. 3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem. 4 En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden. 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea gelegen; want alzo is geschreven door den profeet: 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal. 7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; 8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. 9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. 11 En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. 12 En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land. 13 Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. 14 Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte; 15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. 16 Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had 17 Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: 18 Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn! 19 Toen Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte. 20 Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land Israels; want zij zijn gestorven, die de ziel van het Kindeken zochten. 21 Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in het land Israels. 22 Maar als hij hoorde, dat Archelaus in Judea koning was, in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van Galilea. 23 En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad, genaamd Nazareth; opdat vervuld zou worden, wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden.