"Hij laat niet varen het werk van Zijn handen"
15 oktober 2017, Br. S. van Groningen
Beschrijving
God heeft de aarde en de mens geschapen om Zijn Zoon een bruid te bereiden. God en de mens (Adam en Eva) waren in gesprek over Zijn Bruid; door de zondeval en de zondvloed spreekt God spreekt God nog wel, maar er is geen sprake meer van een gesprek tussen God en de mensen. God laat niet varen het werk van Zijn handen.
God sprak zeven keer met Abraham. God beloofde Abraham een land, een zoon en een volk. De belofte werd stap voor stap uitgebreid. Toen God tegen Abram begon te spreken, was er geen sprake van een gesprek. De naam van Abraham betekent ‘machtige vader’, maar hij moest wachten, totdat hij honderd jaar was om vader te worden. Ook nadat Lot Abraham verliet, sprak Abraham. Hij laat niet varen het werk van Zijn handen.
Bij de vierde belofte begon Abram tegen God te spreken. Er was een gesprek. Bij de vijfde belofte werd Abram Abraham: vader van een menigte. God plantte iets van Zijn naam van Zichzelf in ( de naam van ) Abraham. Ook wij zijn deelgenoten geworden van de goddelijke natuur. Bij de zesde belofte was er sprake van een maaltijd, een uitgebreid gesprek. Abraham pleitte toen voor de rechtvaardigen van Sodom en Gomorra. Pleiten wij als priesters voor de rechtvaardigen in deze wereld? We mogen pleiten op de Here Jezus Christus, de Rechtvaardige. Bij de zevende belofte zei Abraham tot drie keer toe ‘Hier ben ik’, terwijl het heel donker was in zijn leven. God vroeg hem zijn zoon te offeren. Drie dagen trokken Abraham en zijn zoon Izaäk op voordat ze bij de berg Moria kwamen. Daarna greep God in en voorzag in een ram (het Lam) tot brandoffer.
Hij laat niet varen het werk van Zijn handen!
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
Genesis 12:1-6
1 De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal.
2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging.
5 En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.
6 En Abram is doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de Kanaanieten waren toen ter tijd in dat land.
Genesis 13:14
14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.
Genesis 15:1-6
1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.
2 Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?
3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.
5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.
Genesis 17:1-7
1 Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!
2 En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen.
3 Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak met hem, zeggende:
4 Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden!
5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.
6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.
7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
Genesis 12-22 (geheel lezen)
Warning: mysql_fetch_array() expects parameter 1 to be resource, boolean given in /var/www/domains/rehobothsliedrecht.nl/www/rehobothpreken/preek.php on line 615