"Bijbels geloof"

 21 mei 2017, Br. B. van Twillert

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
Het woord ‘geloof’ komen wij voor het eerst in de Bijbel tegen als Abraham in de put zat. God vroeg Abraham om omhoog te kijken en niet naar zichzelf of naar zijn omstandigheden. Abraham zag het niet, maar geloofde God wel. Als ij het niet meer zien zitten, vraagt God ons om op Hem te vertrouwen en dat is moeilijk. Geloven is zien op de onzichtbare wereld van God. Geloven is vertrouwen dat God liefde is. Er stonden veel meer mensen bij de Here Jezus Christus, maar alleen één vrouw had Hem nodig. Het leven stroomde uit haar lichaam. Als wij de Here Jezus Christus nodig hebben, dan is God voor ons. Hij wil ons kracht geven. We mogen Hem dagelijks danken voor onze verlossing. We mogen gaan leren om uit geloof te leven. De Here Jezus Christus vroeg Jaïrus om op te zien op de onzichtbare wereld van God. Juist in de omstandigheden waar God ver weg lijkt, zegt God dat Hij nabij is. De Here Jezus Christus vroeg Jaïrus en vraagt ons om omhoog te kijken. We mogen Hem danken at Hij bij ons is in de moeilijkheden van ons leven. “Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? ….” Rom. 8: 31-39


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Lukas 8:40-56
40 En het geschiedde, als Jezus wederkeerde, dat Hem de schare ontving; want zij waren allen Hem verwachtende. 41 En ziet, er kwam een man, wiens naam was Jairus, en hij was een overste der synagoge; en hij viel aan de voeten van Jezus, en bad Hem, dat Hij in zijn huis wilde komen. 42 Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En als Hij heenging, zo verdrongen Hem de scharen. 43 En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters ten koste gelegd had; en van niemand had kunnen genezen worden, 44 Van achteren tot Hem komende, raakte den zoom Zijns kleeds aan; en terstond stelpte de vloed haars bloeds. 45 En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En als zij het allen miszaakten, zeide Petrus en die met hem waren: Meester, de scharen drukken en verdringen U, en zegt Gij: Wie is het, die Mij aangeraakt heeft? 46 En Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt; want Ik heb bekend, dat kracht van Mij uitgegaan is. 47 De vrouw nu, ziende, dat zij niet verborgen was, kwam bevende, en voor Hem nedervallende, verklaarde Hem voor al het volk, om wat oorzaak zij Hem aangeraakt had, en hoe zij terstond genezen was. 48 En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede. 49 Als Hij nog sprak, kwam er een van het huis des oversten der synagoge, zeggende tot hem: Uw dochter is gestorven; zijt den Meester niet moeielijk. 50 Maar Jezus, dat horende, antwoordde hem, zeggende: Vrees niet, geloof alleenlijk, en zij zal behouden worden. 51 En als Hij in het huis kwam, liet Hij niemand inkomen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, en den vader en de moeder des kinds. 52 En zij schreiden allen, en maakten misbaar over hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven; maar zij slaapt. 53 En zij belachten Hem, wetende, dat zij gestorven was. 54 Maar als Hij ze allen uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op! 55 En haar geest keerde weder, en zij is terstond opgestaan; en Hij gebood, dat men haar te eten geven zoude. 56 En haar ouders ontzetten zich; en Hij beval hun, dat zij niemand zouden zeggen hetgeen geschied was. 


Hebreeen 11:1-8
1 Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. 2 Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen. 3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. 4 Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kain, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. 5 Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde. 6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken. 7 Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die na 8 Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. 



Deze spreker:
Br. B. van Twillert

Zoek op trefwoord:
Geloven
Geloof
Verdriet