"Geld maakt niet gelukkig"
15 maart 2015, Br. W. Evers
Beschrijving
God verlangt er na dat wij een echt levend geloof hebben en Hij in ons leven aan het werk kanzijn om dat te realiseren. Een echt levend geloof wordt zichtbaar in hoe wij met onze rijkdomomgaan. Wij hebben de neiging om onafhankelijk, zelfstandig te leven en te werken. Webehoren in afhankelijkheid van God goed te doen. We mogen rijk zijn, maar hoe gaan weermee om? Zijn we nog steeds afhankelijk van God? De Heere vraagt ons om recht te doen ennederig te zijn. Er is geen vreugde in rijkdom, maar er is vreugde in vergeving van onzezonden door Jezus Christus. Onze rijkdom vergaat. We mogen schatten verzamelen in dehemel. Waar is onze schat?
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
Jakobus 4:15-5:6
15 In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.
16 Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos.
17 Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde.
Spreuken 30:7-9
7 Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve;
8 Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
9 Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
1 Timotheus 6:10
10 Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.
Mattheus 6:19-21
19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;
20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen;
21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
1 Timotheus 6:17-19
17 Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten;
18 Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam;
19 Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen.