"God, de Almachtige"

 16 maart 2014, Br. P. van der Lugt

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
Aan het einde van zijn leven kijkt Jakob terug op zijn leven: de Almachtige heeft hem gezegend. God heeft gedaan wat Hij beloofde. In zijn leven heeft regelmatig geprobeerd God een handje te helpen (door listen). God heeft Zich geopenbaard aan Abraham, Izaäk en Jakob als de Almachtige. Jakob dacht alleen te zijn, maar er waren engelen, die opklommen en ook weer terugkwamen bij Jakob. God, de Almachtige, verweet Jakob niet. Hij wilde Jakob vergeven. God beloofde altijd bij Jakob te zijn. (Luz: amandelboom.) God waakt over Zijn Woord om dat te doen. God zocht Jakob, de bedrieger, op. Hij worstelde met Jakob (met zijn eigen listen), totdat Jakob zich overgaf aan God. God, de Almachtige: de God die alles kan, de God die alles geeft aan die bij Hem schuilen, de God die zegent. De letter h staat voor genade. Abram werd Abraham en Sara werd Sarah. De God bij wie veilig zijn.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Genesis 48:1-16
1 Het geschiedde nu na deze dingen, dat men Jozef zeide: Zie, uw vader is krank! Toen nam hij zijn twee zonen met zich, Manasse en Efraim! 2 En men boodschapte Jakob, en men zeide: Zie, uw zoon Jozef komt tot u! Zo versterkte zich Israel, en zat op het bed. 3 Daarna zeide Jakob tot Jozef: God de Almachtige, is mij verschenen te Luz, in het land Kanaan, en Hij heeft mij gezegend; 4 En Hij heeft tot mij gezegd: Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen, en u tot een hoop van volken stellen; en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting geven. 5 Nu dan, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren waren, eer ik in Egypte tot u gekomen ben, zijn mijne; Efraim en Manasse zullen mijne zijn, als Ruben en Simeon. 6 Maar uw geslacht, dat gij na hen zult gewinnen, zullen uwe zijn; zij zullen naar hunner broederen naam genoemd worden in hun erfdeel. 7 Toen ik nu van Paddan kwam, zo is Rachel bij mij gestorven in het land Kanaan, op den weg, als het nog een kleine streek lands was, om tot Efrath te komen; en ik begroef haar aldaar aan den weg van Efrath, welke is Bethlehem. 8 En Israel zag de zonen van Jozef, en zeide: Wiens zijn deze? 9 En Jozef zeide tot zijn vader: Zij zijn mijn zonen, die mij God hier gegeven heeft. En hij zeide: Breng hen toch tot mij, dat ik hen zegene! 10 Doch de ogen van Israel waren zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen naderen tot zich; toen kuste hij hen, en omhelsde hen. 11 En Israel zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht te zien; maar zie, God heeft mij ook uw zaad doen zien! 12 Toen deed hen Jozef uitgaan van zijn knieen; en hij boog zich voor zijn aangezicht neder ter aarde. 13 En Jozef nam die beiden, Efraim met zijn rechterhand, tegenover Israels linkerhand, en Manasse met zijn linkerhand, tegenover Israels rechterhand, en hij deed hen naderen tot hem. 14 Maar Israel strekte zijn rechterhand uit, en leide die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de minste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde zijn handen verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene. 15 En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op dezen dag; 16 Die Engel, Die mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongeren, en dat in hen mijn naam genoemd worde, en de naam mijner vaderen, Abraham en Izak, en dat zij vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands! 


Psalmen 91:1-4
1 Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. 2 Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! 3 Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. 4 Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar. 



Deze spreker:
Br. P. van der Lugt

Zoek op trefwoord:
El Shaddai
Almachtig