Beschrijving
Als wij weten dat morgen onze droom werkelijkheid zal worden, dan leven wij heel anders. Wij leven nu in de verwachting van de verlossing van het lijden op aarde, maar in de wetenschap dat wij kinderen van God zijn.
De schepping van God zucht. Het lijden van nu weegt niet op tegen de heerlijkheid van onze toekomst, wat alles zal overtreffen. Wij zijn nu al kinderen van God, maar dat is nog niet (altijd) zichtbaar. De bedoeling van de schepping (en de mensen) is de verheerlijking van Gods majesteit. De schepping is echter nog onderworpen aan de vruchteloosheid. Er zal een einde komen aan ons lijden.
De kinderen van God zuchten. Wij hebben als Eersteling de Heilige Geest ontvangen. We zullen nog veel meer ontvangen. Nu zuchten we nog. We zijn nog niet verlost van ons lichaam. Ons zuchten zal veranderen in gejuich.
De Heilige Geest zucht ook. Als wij niet kunnen bidden (door het lijden), dan zal de Heilige Geest voor ons bidden. De Here Jezus Christus pleit en bidt voor ons.
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
Romeinen 8:18-27
18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft;
21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.
24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?
25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
27 En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.