"Johannes de doper"
8 december 2013, Br. T. Stier
Beschrijving
Het oude testament eindigt met de aankondiging van de komst van Elia. Het nieuwe testament begint met de aankondiging van de geboorte van Johannes de doper, die in de kracht van Elia zou optreden.
We hebben het complete Woord van God ontvangen. We hebben geen extra ervaring nodig waar Zacharia om vroeg. Johannes naam betekent ‘de Here is genadig’. Elisabeth’s naam betekent ‘de eed van God’. God heeft een Verlosser gezonden om Zijn volk te bevrijden, zodat zij Hem kunnen dienen. Zacharia’s naam betekent ‘herinnerd door de Here’. God herinnert Zijn eed, Zijn verbonden. De Here is genadig. Hij heeft 400 jaar lang gezwegen, maar riep toen weer een profeet: Johannes de doper. Een deel van het volk verwachtte in die tijd de Messias. Verwachten wij de Here Jezus Christus?
God zwijgt nu 2000 jaar lang. De dag des Heren komt er aan, dan zal God de wereld veroordelen, voordat God alles kan herstellen. We leven nu nog in een tijd van genade. In God vallen de verschillen (tussen vaders en kinderen) weg. Als we op Christus zien, als we elkaar aanvaarden in Christus, dan worden we één.
De hoorn der zaligheid wijst op de Messias. De hoorn wijst op kracht, eeuwigheid (Saul werd gezalfd uit een kruik; een kruik wijst op broos, tijdelijk). God is Zijn volk aan het voorbereiden.
De Opgang uit de hoogte (spruit) wijst ook op de Messias. Hij is onze gerechtigheid. Hij is Opgang uit de hoogte en Hij is mens op deze aarde geworden.
God heeft Mozes, David, Johannes de doper en de Here Jezus Christus voorbereid in de woestijn. Hij bereid ons ook voor, omdat Christus meer (zichtbaar) wordt in ons en wij minder worden.
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
Maleachi 4
1 Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal.
2 Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.
3 En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen.
4 Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israel, der inzettingen en rechten.
5 Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.
6 En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla.
1 Koningen 18:30-39
30 Toen zeide Elia tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was.
31 En Elia nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende: Israel zal uw naam zijn.
32 En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads.
33 En hij schikte het hout, en deelde den var in stukken, en leide hem op het hout.
34 En hij zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het hout. En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male;
35 Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water.
36 Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en Israel, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb.
37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt.
38 Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was.
39 Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!