"Bitterheid in ons leven"

 16 januari 2011, Br. T. Stier

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
Asaf had als bediening God te prijzen, toch ervoer ook hij geestelijke strijd. Asaf wist wel dat God goed is voor hen, die een rein hart hebben. Het gaat God om ons hart. Als Asaf naar de wereld keek, begon hij te twijfelen aan Gods goedheid. Hij had veel moeite, maar de goddelozen leken geen moeite te hebben. De weg van de goddelozen gaat uiteindelijk neerwaarts. Trots, geweld en het streven naar rijkdom intimidatie kenmerken hun leven. Deze eigenschappen verwijzen naar de antichrist. Hij zal zich richten tegen God en tegen het gelovig overblijfsel van Israel. De geschiedenis heeft geleerd dat de positie van de Joden de maatschappelijke ontwikkeling weerspiegelt. In onze maatschappij heeft de wetenschap het voor het zeggen. We kunnen niet alles begrijpen, maar we mogen alles zien door Gods ogen, door de ogen van Gods Woord. We zien dat de plannen van Haman verhinderd werden, maar wel door NaziDuitsland zijn uitgevoerd. Er is nu veel verbittering bij de Joden. We mogen hen vertellen dat wij ze liefhebben, omdat onze Heiland een Jood is. Ondanks verbittering in ons leven mogen wij eeuwig en voortdurend bij Hem zijn. Wij hebben door Zijn offer vrije toegang tot de Vader. God houdt ons hart vast.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Psalmen 73
1 Een psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn. 2 Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten. 3 Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. 4 Want er zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris. 5 Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd. 6 Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad. 7 Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven. 8 Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte. 9 Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde. 10 Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt, 11 Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste? 12 Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen. 13 Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen. 14 Dewijl ik den gansen dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens. 15 Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen. 16 Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen; 17 Totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte. 18 Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen. 19 Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen! 20 Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun beeld verachten. 21 Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, 22 Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U. 23 Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat; 24 Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. 25 Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! 26 Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid. 27 Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert; 28 Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen. 



Deze spreker:
Br. T. Stier

Zoek op trefwoord:
Strijd
Antichrist
Israel