Beschrijving
De tekenen van de tijd wijzen erop dat het niet beter wordt in dit jaar, maar wij mogen weten “tot hiertoe heeft de Here ons geholpen”. Wij kunnen dit belijden als we een levende relatie met God hebben. We kunnen, net als de Israelieten, al klagend door het leven gaan. De levende relatie met God lijkt er niet te zijn. Samuel riep de Israelieten op om zich volkomen te bekeren en alleen God te dienen. Bekering betekent een totale overgave aan God. Na een volledige overgave zullen we God weer ervaren in ons leven, maar de problemen en de strijd blijven in ons leven. De Israelieten vernederden zich, verootmoedigden zich. Durven wij onszelf te verootmoedigen? De Filistijnen trokken ten strijde tegen de Israelieten. Zij riepen God om hulp. Nadat Samuel een lam heeft geofferd, antwoordde God en deed de Filistijnen de nederlaag lijden. Ons Lam, de Here Jezus, is geofferd en in Hem hebben wij de overwinning. De steen “EbenHaezer” herinnerde de Israelieten aan Gods leiding en overwinning, maar toch verlangden zij naar een aardse koning. Wij hebben ook de neiging om te verlangen naar een aardse koning. Wij zitten vaak op de troon van ons hart. De Here Jezus is onze rots, die elke dag met ons wil gaan. Dankzij de weg die de Here Jezus heeft afgelegd, weten wij “tot hiertoe heeft Hij ons geholpen”.
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
1 Samuel 7:2-12
2 En het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-jearim bleef, en de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israel klaagde den HEERE achterna.
3 Toen sprak Samuel tot het ganse huis van Israel, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken.
4 De kinderen Israels nu deden de Baals en de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen.
5 Verder zeide Samuel: Vergadert het ganse Israel naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden.
6 En zij werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water, en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien dage, en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den HEERE gezondigd. Alzo richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa.
7 Toen de Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israels zich vergaderd hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen Israel. Als de kinderen Israels dat hoorden, zo vreesden zij voor het aangezicht der Filistijnen.
8 En de kinderen Israels zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen.
9 Toen nam Samuel een melklam, en hij offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuel riep tot den HEERE voor Israel; en de HEERE verhoorde hem.
10 En het geschiedde, toen Samuel dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israel; en de HEERE donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israel.
11 En de mannen van Israel togen uit van Mizpa, en vervolgden de Filistijnen, en zij sloegen hen tot onder Beth-kar.
12 Samuel nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-haezer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen.
1 Samuel 8:6-7
6 Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te richten. En Samuel bad den HEERE aan.
7 Doch de HEERE zeide tot Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.