"Het Woord van God"
25 april 2010, Br. J. Brouwer
Beschrijving
Wij kunnen niet tegen onrecht. Wij hebben behoefte aan waarheid. God is onze Rechter, de Here Jezus is onze Redder en Pleitbezorger. Het wezen van Gods Woord is, de verordeningen van God, uitspraken, oordelen, beslissing of vonnis. De waarde van Gods Woord is waarheid. Gods oordeel over Sodom en Gomorra is waarheid gebleken. Het oordeel over Sodom en Gomorra wordt als een voorbeeld gebruikt voor het eindoordeel. Het oordeel is een waarschuwing voor de ongelovigen, maar een troost voor de gelovigen. Het onrecht zal recht worden gezet. God zal alles weer goed maken. Gods verordeningen zijn waarheid. Ze zijn niet aan verandering onderhevig. De Here Jezus is de Waarheid. God zal alles aan het licht brengen als Hij zal gaan oordelen. Wij weten lang niet alles, dus ons oordeel is gebrekkig. God zal oordelen door Zijn zoon Jezus Christus. De Here Jezus zal de mensen oordelen als Iemand die Zelf mens is geweest. Hij zal daarom rechtvaardig oordelen.
In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)
2 Korinthe 5:1-10
1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.
3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.
4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.
5 Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.
6 Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere;
7 (Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)
8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.
9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.
10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Psalmen 19
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (19:2) De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
2 (19:3) De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
3 (19:4) Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.
4 (19:5) Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon.
5 (19:6) En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
6 (19:7) Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
7 (19:8) De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.
8 (19:9) De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.
9 (19:10) De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig.
10 (19:11) Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.
11 (19:12) Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.
12 (19:13) Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen.
13 (19:14) Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.
14 (19:15) Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!