"Het jonge leven van de Heere Jezus"

 18 februari 2024, Br. G. Vochteloo

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Lukas 2:40-52
40 En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem. 41 En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem, op het feest van pascha. 42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte van den feestdag; 43 En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. 44 Maar menende, dat Hij in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize, en zochten Hem onder de magen, en onder de bekenden. 45 En als zij Hem niet vonden, keerden zij wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende. 46 En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende. 47 En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden. 48 En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht. 49 En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders? 50 En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak. 51 En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart. 52 En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen. 


Psalmen 139
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. 2 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. 3 Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend. 4 Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, Heere! Gij weet het alles. 5 Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij. 6 De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij. 7 Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? 8 Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. 9 Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee; 10 Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. 11 Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. 12 Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. 13 Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt. 14 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. 15 Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. 16 Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. 17 Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! 18 Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U. 19 O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij! 20 Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen. 21 Zou ik niet haten, HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? 22 Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij. 23 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. 24 En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg. 


Hebreeen 4:14-16
14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. 16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. 


Jesaja 50:4-5
4 De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden. 5 De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts. 


2 Korinthe 1:3-4
3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting; 4 Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost worden. 



Deze spreker:
Br. G. Vochteloo

Zoek op trefwoord:
Tempel
Moederschoot
Troost