"De heerlijkheid van Christus"

 3 oktober 2010, Br. G. Vochteloo

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
Deze psalm beschrijft de mens als koning van de aarde zoals God het oorspronkelijk bedoeld had. Deze psalm gaat niet over deze tijd. Het is een profetische psalm. Het gaat in de eerste plaats om Christus in deze psalm. Straks zal Christus verschijnen aan de hemel en Zijn majesteit tonen aan de hemel. Hij zal heersen ook over alle dieren. Niet de mens is omhoog geklommen, totdat hij bijna goddelijk was, maar Christus heeft Zich vernederd. Hij is lager geworden dan de engelen. Uiteindelijk is Christus gekroond met heerlijkheid. Onze positie is in Christus. In die positie mogen we delen in Zijn heerlijkheid! Adam had oorspronkelijk de opdracht gekregen om over de schepping te heersen. Adam was slechts een beeld van de komende. Christus zal de scheppingsopdracht volmaakt uitvoeren. Adam werd vervolgens in een afgesloten gedeelte van de Hof van Eden geplaatst om de opdracht van God uit te voeren. Wij krijgen, net als Adam, de verantwoordelijkheid over een beperkt gebied en over ons lichaam. Wij hebben geen verantwoording over de gehele aarde, want dan wordt onze aandacht afgetrokken van Christus. God vraagt aan ons om de onderlinge vrede na te jagen.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Psalmen 8
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. (8:2) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. 2 (8:3) Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. 3 (8:4) Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; 4 (8:5) Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? 5 (8:6) En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? 6 (8:7) Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; 7 (8:8) Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. 8 (8:9) Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. 9 (8:10) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! 



Deze spreker:
Br. G. Vochteloo

Zoek op trefwoord:
Profetie
Heerlijkheid
Positie